05 januari 2007

Inventaris

Bij het begin van het nieuwe jaar is een inventaris opmaken een normale bezigheid. Moeke was van plan om er één van mijn vocabulaire op te maken maar de laatste paar weken gaat mijn gebabbel zo goed vooruit dat ze vreest voor de volledigheid van het ding nog voor ze er aan begint.
Ik leer elke dag woordjes bij. Bovendien herhaal ik steeds vaker woordjes die ik hoor en dan is het maar de vraag of ik die woordjes al ken of of ik ze nog volop aan het leren ben.
Ik ben vandaag terug naar de kribbe gegaan - na twee weken vakantie- en ook daar was mijn getater opgevallen.

Eens zien wat ik zoal goed en vaak zeg:
Pappa en Koekke (lees Moeke): Koekke zeg ik nog maar goed twee maanden, Pappa zeg ik al veel langer.
"Nee!" en in mindere maten ook "ja". Die "nee" va mij zou trouwens een interessant onderwerp zijn voor een thesis. Volgens mij is het een unicum in de wereld dat iemand een woordje actief eerder beheerst dan passief.
Andere personages die ik nu met gemak benoem zijn Mie, Bob (de bouwer), Oma, Opa, 'ake (=vake), Bumba, Luka(s), Toosj (= Roos) en Pien (=Josefien) .
Ik ken ook al wat werkwoordjes. Het meest gebruikte is "kakke" dat kan verschillende dingen betekenen. Meestal betekent het "pakken". Het gaat dan gepaard met uitgestoken handjes. Maar het betekent ook "maken" of in combinatie met het me begeven naar de verschoningstafel betekent het "ik heb een kakkebroek".
Verder zeg ik ook al: kijken, kijk is, eten, kingen (=zingen), bouwen (= een blokkentoren maken), hoor!, pijn 'edaan, evalle (=gevallen), pelen (=spelen),...
De lijst met zelfstandige naamwoordjes die ik ken is heel erg lang. Ik moet wel goesting hebben om ze te zeggen maar als ik een goeie bui heb zeg ik onder andere al: tut (daar is mijn goesting eigenlijk altijd groot genoeg voor), neus, poes, huis, muis (allemaal met 'sj' op het eind uitgesproken), boom, epoel (= lepel), pappel (= appel), buite, taat (= taart), ijsje, pits (fiets), tate (= water), boot, paad (=paard) of
juju paadje, toel (=stoel of paddestoel), zaagggg, ellem (=helm), etel (=zetel), toto (=foto), oto (=auto), tein (=trein), kip, bal, besj (= flesje melk)...
En dan zijn er van die kleine woordjes die heel erg nuttig zijn: hierrrrr, daarrrrr, mee, door, nog!, ope, toe, tuk (=stuk)

En dan is er ook nog het woord 'Meesj'. Het enige wat Moeke kan bedenken dat dat betekent is 'smurf'. Ooit gaat ze me wel eens begrijpen maar voorlopig is dat woord (hoewel ik het vaak en meestal op gefrustreerde toon gebruik) nog een raadsel.

Comments: Een reactie posten



<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?